Klassieke talen

Bij Grieks en Latijn verdiepen we ons in de taal en cultuur van Grieken en Romeinen. Dat betekent dat je van beide talen grammatica en woorden leert, met als doel teksten in de oorspronkelijke taal tot in detail te kunnen begrijpen. Naast de cultuur van Grieken en Romeinen bespreken we ook de invloed van hun cultuur in latere periodes.


Benodigdheden

In de onderbouw gebruiken we de boeken van Argo voor Grieks en SPQR voor Latijn. Daarbij heb je een schrift nodig. Grammatica en woorden kun je ook online oefenen, via Drillster. Argo en SPQR bieden online “flitscolleges”, die bv. handig zijn als je een les hebt gemist, als je versnelt, of als je een onderwerp wilt herhalen voor een toets. Soms heb je je chromebook nodig om huiswerkopdrachten te maken en in te leveren.

In de bovenbouw lezen we authentieke teksten (teksten die niet zijn aangepast door de schrijvers van een lesmethode) en heb je ook een woordenboek en een grammaticaoverzicht nodig.


Tips voor het vak/leren

De structuur van een taal leer je stapje voor stapje, dus kennis uit eerdere lessen is en blijft nodig voor het vervolg.


Onderbouw

Tips voor het leren van woorden en grammatica:

  • Leerwerk spreiden over verschillende dagen.
  • Woorden hardop uitspreken.
  • Een blaadje of je hand over de Nederlandse vertaling leggen. Zo kun je zien welke woorden je moeilijk vindt.
  • Woorden met vertaling overschrijven (liefst op kaartjes). Verspil geen energie aan woordjes die je meteen weet, concentreer je op de woordjes die je nog niet weet.
  • Leer/herhaal de woordjes niet altijd in de volgorde van het boek.
  • Oefen online in Drillster.
  • Leer Grieks altijd met Griekse letters!
  • Maximaal 10 minuten (per persoon is de concentratie wisselend) aan één stuk door woordjes leren, dan pauzeren/huiswerk voor een ander vak maken, dan de geleerde woordjes herhalen. Herhaal de woorden die je moeilijk onthoudt de volgende dag(en) nog een paar keer.
  • Rijtjes uitschrijven met verschillende kleuren voor stam, kenletters en uitgang. Hang de rijtjes op bv. de wc-deur, zodat je ze regelmatig ziet. 
  • Rijtjes hardop opzeggen en vaak, héél vaak, herhalen. (Niet twee keer maar twintig keer.)
  • Als je een rijtje wel kunt opzeggen, maar toch geen losse vormen kunt benoemen, kun je het rijtje ook opknippen in losse vormen en er kaartjes van maken. Bijv. bij Latijn het rijtje van servus: maak een kaartje met op de ene kant “servi” en op de andere kant “genitivus ev & nominativus mv”.
  • Laat je na het leren overhoren. / Spreek met klasgenoten af om elkaar te overhoren.

Tips voor vertalen:

  • Markeer de verschillende zinsdelen, bv. met kleurtjes.
  • Benoem de werkwoordsvormen.
  • Benoem de naamwoorden en verklaar van elk de functie in de zin.
  • Het noteren van woordbetekenissen is niet zinvol; het is veel effectiever om grammaticale aantekeningen in een tekst te maken.
  • Schrijf je vertaling uit onder de Griekse/Latijnse zinnen. Schrijf je het in je schrift, zet er dan regelnummers bij.
  • Ga na of je de inhoud van de tekst begrijpt. Is het een logisch verhaal? Kun je het in je eigen woorden navertellen?
  • Heb je vragen, leg ze voor aan de docent.

Bovenbouw

  • Vertaal voor iedere les de aangegeven tekst. Alleen dan heeft de bespreking in de les zin.
  • Bestudeer voor de volgende les opnieuw de in de les besproken vertaling. Heb je nog vragen, leg ze voor aan de docent.
  • Leer woorden en grammatica in de kleine porties die als huiswerk staan aangegeven op de studiewijzer. De stof voor de toetsen is te omvangrijk om in één keer te leren.
  • Markeer belangrijke thema’s in de Griekse/Latijnse tekst. Dit helpt om overzicht te krijgen.
  • Gebruik bij het vertalen van authentieke teksten www.perseus.tufts.edu. Op deze Engelstalige website staan alle teksten van Griekse en Latijnse auteurs uit de oudheid, zowel in het Grieks/Latijn als in een Engelse vertaling. Alle woorden in de Griekse/Latijnse teksten zijn aanklikbaar, dus je kunt grammaticale informatie over elk woord vinden.
  • Gebruik je papieren woordenboek. Als je daar steeds mee oefent, kun je het bij toetsen en eindexamen efficiënt gebruiken.